De Gezinskaarten
Informatie
De gezinskaarten zijn een onderdeel van het Bevolkingsregister (BR), dat sinds 1850 door alle gemeenten moest worden bijgehouden. Men wilde weten wie waar woonde in de gemeente. Dat was belangrijk voor bijvoorbeeld voor het heffen en incasseren van gemeentelijke belastingen. Ook voor de volksgezondheid is het van belang, denk maar aan de vaccinaties die later werden gehouden. Ook de oproep voor de militaire keuring werd geregeld vanuit het BR.
Aanvankelijk werden de gegevens alfabetisch per gezinshoofd of per wijk (adres) bijgehouden in dikke boeken. Op foliovellen was daarin te zien wie gezinshoofd was en wie er allemaal bij hem of haar inwoonde (partner, kinderen, kleinkinderen, stiefkinderen, inwonend personeel) met de persoonlijke gegevens van iedereen bestaande uit: naam, voornamen, relatie tot gezinshoofd, geboorteplaats en -datum, datum van inschrijing, beroep, kerkelijke gezindte, waar en wanneer iemand vandaan kwam en waarheen iemand vertrok, datum en plaats van overlijden en verwijzingen naar andere plaatsen in het Bevolkingsregister
Dit is dus een goede bron om iemand te traceren. Let er op dat er toch wel foutjes in voorkomen, vergelijk de gegevens dus altijd met andere bronnen, bijvoorbeeld de Burgerlijke Stand (BS).
Als iemand vertrok of overleed werd er door diens gegevens een grote streep getrokken. Soms komt de persoon in kwestie enkele regels later weer voor, omdat deze – na een tijdelijke bewoning elders – weer introk in het bewuste gezin, denk bijv. aan dienstplichtigen of studenten.
Eens in de tien a vijftien jaar werd een nieuw register opgemaakt om fouten die in het systeem waren geslopen, te corrigeren. In een archief moet je dus goed opletten welk register van het BR je raadpleegt. Het doorspitten van aansluitende registers, soms in verschillende gemeenten, kan zodoende een aardige levensloop van een gezin opleveren.
Op den duur bevielen de vastbladige registers niet meer. Het was vaak een komen en gaan van mensen met veel verhuizingen. De doorhalingen waren dan ook niet van de lucht en soms werd het een kompleet zootje! Vandaar dat men rond 1920 overging op een systeem van losse kaarten per gezin: de gezinskaarten. Deze werden bewaard in grote laden waarin de kaarten alfabetisch op naam van het gezinshoofd stonden. Bij een verhuizing binnen de gemeente kon men simpelweg een ander adres op de kaart schrijven en klaas was Kees!
Het systeem van gezinskaarten werd rond 1939 vervangen door de persoonskaarten, waarop weliswaar gegevens van een gezin stonden (partner, kinderen en andere inwonenden), maar ook was van elk lid van dat gezin een “eigen” persoonskaart aanwezig. Afijn, dat systeem kent u wel.
Gezinskaarten maken onderdeel uit van het gemeentelijke archief. Ze belopen een periode van 1920-1939. Je moet dus – indien ze zijn bewaard – daarvoor altijd bij een gemeentelijke of regionale archiefinstelling zijn. Bij de rijksarchieven tref je deze bron aan zelden.
Tegenwoordig werkt men op de gemeente met de GBA, de Gemeentelijke Basis Administratie. Dit is een grote database die centraal per computer wordt bijgehouden. Het grote voordeel (en het grote gevaar) van zo’n computersysteem is, dat bestanden gemakkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken. Bij wijze van spreken is een druk op de knop genoeg om allerlei tot dusverre onbekende gegevens te genereren. De wetgever heeft ter bescherming van de privacy deze “koppeling van gegevens” geregeld in de zgn. Koppelingswet. Iedereen heeft trouwens het recht de “eigen” gegevens in het GBA in te zien en desgewenst te laten corrigeren. Dat kun je doen op de gemeentesecretarie van de gemeente waar je woont.
Don Arnoldus, Oudkarspel, Noord-Holland, NL. 2008